Dit duik avontuur begint met een email van Jacob:

“Beste Divers, Ik heb gister mijn telefoon in de gracht laten vallen, ik weet nog precies waar. het is onder de Begijnebrug in Haarlem. Ik schat rond 1-2 meter diep. Mijn ID zat ook achter mijn hoesje dus zou ‘m graag terug willen.

Ik hoor graag van jullie!
Jacob “

We spreken af voor zaterdagochtend. Nog een beetje duf sta ik op, het is vannacht laat geworden door een duik in Leiden, daarover lees je hier meer. We rijden vanaf verschillende plekken naar Haarlem en ik heb genoeg tijd dus ik kan onderweg nog een kopje koffie drinken.

We staan bijna allemaal al om half 10 in Haarlem, een half uur te vroeg. We kunnen nog geen trap in het water zetten of andere voorbereidingen treffen, want we weten niet aan welke kant de telefoon in het water ligt, het zonnetje schijnt en we wachten geduldig op de pechvogel. Van buurtbewoners hebben we gehoord dat Jacob het zelf nog heeft geprobeerd in zijn zwembroek, maar het water was echt te koud!

Niet veel later is Jacob er ook, hij staat een beetje zenuwachtig op de kade. “Hij ligt precies dáár,” zegt hij en wijst naar een plek vlak bij de brug. “Ik zag hem vallen”

Het is niet de eerste keer dat we duiken in Haarlem, maar wel de eerste keer op deze locatie.

Hoe preciezer de locatie, hoe sneller ik ‘m terugvind. Maar ik stap niet op die plek het water in. De kade is hier hoog en een stukje verderop is de kade een stuk lager. Ik ga vijftien meter verderop te water. We gaan ook nooit op de plek zelf te water. Een basisregel: je wil zo min mogelijk modder opwoelen voordat je begint te zoeken.

We bouwen de duikset op, ik zet mijn volgelaatsmasker op en we controleren de communicatieset zodra mijn masker op mijn hoofd zit. Tijd om te gaan zoeken. Via de trap ga ik het water in en zwem naar de plek waar de telefoon moet liggen.

“Duiker daalt af,” meld ik over de communicatielijn. “Duiker daalt af, succes!” klinkt de stem door mijn headset.

Ik weet dat het zicht slecht zal zijn. Haarlemse grachten zijn berucht om hun sliblagen. Zodra je ook maar iets beweegt, stijgt er een wolk van modder op en zie je nog minder dan niets. Daarom vertrouw ik volledig op mijn training en uitrusting.

Mijn rechterhand rust op de bodem, vingers glijden over de zachte laag modder. Ik beweeg langzaam, op de tast.

Links. Niets. Rechts. Iets hards—maar nee, gewoon een steen.

Dan, binnen een minuut, voel ik het. Glad, rechthoekig. De vorm is onmiskenbaar.

In zeg hardop “Ik heb ‘m.”

“Serieus?” ik hoor verbazing “Dat was snel.”

Ik grijns, ook al ziet niemand het en begin rustig mijn weg terug naar de oppervlakte. Zodra mijn hoofd boven water komt, kijkt Jacob me met grote ogen aan. Applaus, van een andere dame, die zijn moeder blijkt te zijn.

Ik klim via de trap de kant op en geef de telefoon aan Jacob. “Alsjeblieft.”

Jacob kan het niet geloven. “Dit is… ongelofelijk! “En hij doet het nog”

Terwijl hij de telefoon voorzichtig droogdept, kijk ik naar de Begijnebrug. Een oude brug, vernoemd naar het Begijnhof dat hier ooit lag. In de middeleeuwen woonden hier vrome vrouwen, begijnen, die een religieus leven leidden zonder kloostergeloften af te leggen. De brug zelf verbindt de smalle straten rondom de Bakenessegracht, een van de oudste grachten van Haarlem. Ooit een belangrijke handelsroute, nu een stille herinnering aan het rijke verleden van de stad.

Jacob bedankt me nog eens, ik realiseer mij nog eens dat het voor anderen zo bijzonder is en voor ons bijna normaal: Een grachtenbodem, een verloren voorwerp, en een tevreden eigenaar.

De gracht heeft vandaag haar geheim snel prijsgegeven. Maar wie weet wat er morgen op ons wacht…

Een korte video vind je hier.