Het is een zonnige dag als we een telefoontje krijgen van Hein. Een vriendelijke, actieve pensionado met een aanstekelijke passie voor roeien. Hein roeit al jaren bij de Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht, een club met statuur en historie. De vereniging werd al in 1906 opgericht en is een vaste waarde aan de Loosdrechtse Plassen, een van de mooiste watersportgebieden van Nederland. Of je nu roeit, zeilt of gewoon van water houdt: hier ben je op de juiste plek.
Hein vertelt dat hij die ochtend een prachtige tocht had gemaakt. Zoals gebruikelijk had hij zijn handen stevig op de roeispanen, maar bij het afduwen van de steiger voelde hij ineens… niets meer om zijn vinger. Weg ring. Zijn gouden zegelring, een dierbaar bezit. En die moest, naar zijn idee, op die ene plek in het water liggen. Precies bij de punt van de steiger waar hij zich had afgestoten.
Wij kennen de plek goed. We doken er eerder al naar een iPhone — dat verhaal lees je hier:🔗 Duiken bij de Koninklijke Watersportvereniging Loosdrecht naar iPhone
Dus: spullen pakken, tank vullen bij StartDuiken in Zoetermeer en op naar Loosdrecht.
Als we aankomen, staat Hein al klaar op de steiger. Een man van zijn woord. Hij wijst de exacte plek aan. Zelfverzekerd, zoals een ervaren roeier dat doet. “Daar ligt-ie. Honderd procent zeker,” zegt hij. We moeten lachen als hij erachteraan zegt: “Er ligt trouwens ook een dopsleutel ergens. Als je die vindt, maak je daar ook iemand heel blij mee.”
We maken alles in gereedheid: droogpak aan, set op de rug, communicatie aangesloten. Marja staat paraat op de kant, ik ga via het trappetje het water in. Het is een rustige duikplek: stilstaand water, zo’n 1,5 meter diep, beetje zicht. Geen gekke stroming. Ideaal, zou je denken.
Maar eenmaal beneden is het toch anders. Op het zicht zie ik niets. Het is duidelijk dat er al met schepnetten is gezocht, het bodemslib is omgewoeld. Grote kans dat de ring inmiddels bedolven ligt onder een laagje modder en blaadjes. Dus haal ik de metaaldetector erbij. En dan begint het echte zoekwerk.
Onder water communiceer ik via mijn volgelaatsmasker met Marja. “Ik lig nu plat op m’n buik bij de laatste paal van de steiger, ik begin hier met zoeken.” Al snel vind ik de beloofde dopsleutel — altijd leuk om dat terug te vinden. Maar verder stuit ik vooral op kroonkurken (één zelfs goudkleurig, heel even dacht ik…), bouten, spijkertjes en moeren. Alles behalve een zegelring.
We geven niet snel op. Meer dan een uur kam ik het gebied uit, steeds iets ruimer. Maar hoe langer ik zoek, hoe kouder ik het krijg. En hoe gefrustreerder ik word. Na tientallen duiken waarbij we met succes ringen hebben teruggevonden, je vindt ze allemaal hier, moeten we nu de handdoek in de “ring” gooien — letterlijk en figuurlijk.
Teleurgesteld nemen we afscheid van Hein. “Hij ligt er gewoon níet,” zeg ik hoofdschuddend. Ik heb mijn hand ervoor in het vuur gestoken. En verbrand.
Maar dan… een paar dagen later. We zitten midden in een drukke week met nieuwe zoekaanvragen, als mijn telefoon een berichtje binnen krijgt van Hein:
“U bent vorige week voor mij in Loosdrecht naar mijn ring komen zoeken. Vanmorgen komt onze tuinman binnen met de ring in zijn hand. Kennelijk ben ik met werken in de tuin hem kwijtgeraakt. Maar toch hartelijk dank voor uw secure werk.”
Wat een opluchting! De ring was helemaal niet in het water gevallen, maar gewoon tussen het groen. Toch terechtgekomen waar hij hoort — om de vinger van Hein.
Soms vind je niks in het water, maar krijg je alsnog een happy end. En eerlijk? Dat is ons ook wat waard!